Trio à cordes op. 1
By Géza Frid
Details
Allegretto
Andante cantabile
Allegro giocoso all'ungherese
Budapest
Zoals er bij een instrumentalist pas dan sprake kan zijn van een echte podium-prestatie, wanneer hij de leslokalen van het conservatorium definitief vaarwel heeft gezegd en de leraren geen directe invloed meer op hem kunnen uitoefenen, zo is voor het schrijven van een werkelijk eigen compositie het 'alleenzijn' van de componist de conditio sine qua non. Dit verklaart, waarom mijn strijktrio opus I in feite geen eersteling is. Een reeks pianostukken en liederen, een pianokwartet, een sonate voor altviool en piano en een cantate voor soli en orkest (allemaal daterend uit mijn Boedapester studiejaren) waren hieraan voorafgegaan. Doch pas in 1926, op 22-jarige leeftijd, twee jaar na mijn compositie-eindexamen, kon ik aan het toen ontstane strijktrio mijn innerlijke goedkeuring hechten en het als opus I laten fungeren.
Dit driedelig werk bevat veel typisch Hongaars-folkloristische elementen; vooral het derde deel, dat zelfs een oorspronkelijke volksmelodie in zijn geheel citeert, die dan het verdere thematisch materiaal bepaalt, hetgeen niet te verwonderen is, daar ik in die tijd als trouw discipel van Bartók en Kodály van de Hongaarse folklore bezeten was en actief deelnam aan de speurtochten op het platteland naar volksliederen.
First performance
Het Strijktrio, dat ik aan mijn leermeester Kodály had opgedragen, beleefde in 1928 zijn premières in Boedapest en Londen, uitgevoerd door leden van het toenmalige Hongaars Strijkkwartet